Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En hij toog den man Gods na, en vond hem zittende onder een [21]eik; en hij zeide tot hem: Zijt gij de man Gods, die uit Juda gekomen zijt? En hij zeide: Ik ben het. 21. Hier schijnt de profeet gerust te hebben uit vermoeidheid, met honger verenigd.